Recente rapportages van de Inspectie van het Onderwijs en de OECD laten zien dat verschillen in onderwijskansen in het Nederlandse onderwijs toenemen. Naar aanleiding van deze signalen hebben de gemeente Utrecht en haar partners in het kader van de Utrechtse Onderwijsagenda (UOA) de opdracht gegeven om de onderwijskansen in de stad Utrecht in kaart te brengen. Met behulp van subsidie van de gemeente Utrecht bracht Oberon in samenwerking met de universiteit Utrecht en onderzoeksbureau SEO de verschillen in onderwijskansen in beeld.
De Utrechtse Onderwijsagenda stelt centraal dat elk Utrechts kind van 0 tot 18 jaar zijn/haar talenten moet kunnen ontwikkelen. Van belang is dan ook om in kaart te brengen of elk kind dezelfde kansen heeft binnen het onderwijs, ongeacht zijn/haar achtergrond. Achtergrondkenmerken die invloed zouden kunnen hebben zijn bijvoorbeeld de etnische afkomst, het opleidingsniveau van ouders, de sociaal economische status, het geslacht of de woonwijk van het kind.
De oorzaken van verschillen in onderwijskansen liggen voor een groot deel buiten het onderwijs, maar ze kunnen wel gedurende verschillende periodes en op verschillende momenten in de schoolloopbaan worden vergroot of verkleind. Vaak gaat het om momenten waarop leerlingen een overstap maken van de ene school naar de andere, zoals bij de overgang van het primair onderwijs (po) naar het voortgezet onderwijs (vo) waarbij het schooladvies vanuit het primair onderwijs het onderwijsniveau bepaalt. Andere belangrijke overstappen zijn die van een voorschoolse voorziening naar de basisschool en van het vmbo naar het mbo. Aan deze overstappen besteden we in dit onderzoek in het bijzonder aandacht.
Het onderzoek kijkt vanuit verschillende perspectieven naar de kansen(on)gelijkheid in Utrecht. We gebruiken hiervoor een literatuurstudie, gegevens van scholen over toetsprestaties en schoolloopbanen, gegevens van CBS over schoolloopbanen en uitkomsten van gesprekken met onderwijsprofessionals.
Het onderzoek laat zien dat kinderen met een bepaalde achtergrond minder goed presteren in het onderwijs. Een voorbeeld zijn kinderen met laag opgeleide ouders ten opzichte van kinderen met hoog opgeleide ouders. Aanbevelingen die worden gegeven zijn onder andere het stimuleren van flexibele overgangen, flexibele diplomering, breed opleiden en professionalisering van leerkrachten en docenten.