Naar schatting gaan zo’n 60.000 leerlingen in Nederland naar school met aangepast vervoer. Aangepast vervoer is een vorm van leerlingenvervoer met busjes of taxi’s. Vooral leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs maken hier gebruik van; in het regulier onderwijs komt dit veel minder voor. Dit zijn vaak kwetsbare leerlingen. Maar het aangepast vervoer verloopt niet altijd naar tevredenheid, laat een eerdere peiling onder ouders zien.
Om een beeld te krijgen van de gevolgen voor leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs, heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) Oberon gevraagd flitspeilingen uit te voeren naar de ervaringen van scholen met het aangepast vervoer. In 2024 zijn daarom op twee verschillende momenten onder alle 877 vestigingen binnen het gespecialiseerd onderwijs (sbo, so, vso) vragenlijsten verspreid die door een derde van de vestigingen is ingevuld.
Eerste meting
De eerste uitvraag, uitgevoerd in juni 2024 en gericht op het schooljaar 2023-2024, toont aan dat 32% van de vestigingen (zeer) ontevreden is over het aangepast vervoer. Uit de resultaten blijkt dat lange routes, lange reistijd of vertragingen kunnen leiden tot een moeizame start van de schooldag, waarbij leerlingen te laat en/of overprikkeld op school aankomen. Zo komt per schoolweek gemiddeld 18% van de leerlingen te laat door vertraagd taxivervoer en leidt dit bij 12% tot dusdanig veel verlies aan lestijd dat hun schoolprestaties eronder lijden.
Bekijk hieronder het rapport van de eerste meting:
Tweede meting
Om in kaart te brengen of de ervaringen van de vestigingen met het aangepast vervoer verschillen tussen het begin en het einde van het schooljaar heeft in november 2024 een tweede uitvraag plaatsgevonden gericht op schooljaar 2024-2025. De resultaten laten zien dat de situatie bij de meeste vestigingen vergelijkbaar is gebleven met die van voor de zomer, met kleine verschillen tussen regio's, onderwijssoorten en clusters. Opvallend is dat vestigingen in de provincie Utrecht het minst tevreden zijn, en dat vestigingen in het (v)so en cluster 1 vaker een verslechtering rapporteren ten opzichte van de eerdere meting.
Bekijk hieronder het rapport van de tweede meting: